Hoge Raad 15 december 2023
ECLI:NL:HR:2023:1755
De Hoge Raad heeft in antwoord op een prejudiciële vraag beslist dat grond bestemd voor woningbouw kan worden verkocht zonder dat dit in een schriftelijke overeenkomst is vastgelegd. In drie minuten bespreekt Martijn Scheltema deze zaak.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
Uitspraak Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:1755):
deeplink.recht...
Afdeling 7:2 lid 1 Burgerlijk Wetboek:
wetten.overhei...
-----------------------------
In deze zaak is door de Rechtbank Overijssel aan de Hoge Raad een prejudiciële vraag gesteld. Aan de orde is of een koop van een bouwkavel dat bestemd is voor de bouw van een woning schriftelijk moet gebeuren als de koper consument is.
De achtergrond voor deze vraag is dat de koper na bezichtiging een bod had uitgebracht per e-mail dat door de verkoper is aanvaard. De makelaar van de verkoper heeft vervolgens een concept-koopovereenkomst toezonden, waarna de koper heeft aangegeven af te zien van de koop. Het perceel is vervolgens voor een aanzienlijk lager bedrag aan een derde verkocht. De verkoper stelt dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen en vordert het verschil.
Het gaat bij de beantwoording van de prejudiciële vraag om de betekenis van de zinsnede ‘een tot bewoning bestemde onroerende zaak’ in artikel 7:2 lid 1 BW [in beeld: Artikel 7:2 BW]. Als een perceel bestemd voor bewoning daar onder valt, moet een koopovereenkomst immers schriftelijk worden aangegaan. Dat was hier niet het geval.
Volgens de Hoge Raad is beslissend of de verkoper zich bij de overeenkomst tegenover de koper heeft verplicht om een woning te leveren dan wel of de koper tegenover de verkoper recht heeft op levering van een woning.
Of ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst sprake is van een woning is volgens de Hoge Raad dus een belangrijk gezichtspunt, zij het niet niet beslissend.
Daaruit volgt volgens de Hoge Raad dat indien de verkoper zich bij de overeenkomst tegenover de koper heeft verplicht tot het leveren van een woning, het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:2 lid 1 BW en de bedenktijd van art. 7:2 lid 2 BW van toepassing zijn. Heeft de verkoper zich tegenover de koper echter verplicht tot het leveren van een perceel grond (zonder woning), dan is dat artikel niet van toepassing.
Dat geldt volgens de Hoge Raad ook als dat perceel de publiekrechtelijke bestemming ‘wonen’ heeft, als het perceel als bouwkavel is verkocht, of als de verkoper weet dat de koper het voornemen heeft om op het perceel een woning te bouwen.
Het antwoord is dus dat een koopovereenkomst waarbij de verkoper zich tegenover de koper verplicht tot het leveren van een perceel grond met de publiekrechtelijke bestemming ‘wonen’ niet een koopovereenkomst in de zin van art. 7:2 lid 1 BW is.
Негізгі бет Cassatievlog
Пікірлер