Hoge Raad 12 januari 2024 (kredietnemers / Deutsche Bank)
ECLI:NL:HR:2024:18
ECLI:NL:HR:2024:19
De Hoge Raad laat zich in twee arresten uit over de beoordeling van verjaring van zorgplichtschendingen. De rechter moet volgens de Hoge Raad vaststellen wanneer de benadeelde daadwerkelijk bekend werd met (i) de schade - dat het nadeel wordt geleden als gevolg van tekortschietend of foutief handelen door een derde - en (ii) de aansprakelijke persoon. In drie minuten bespreekt Matthijs Bakker deze arresten.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
Hoge Raad 12 januari 2024 (kredietnemers / Deutsche Bank) (ECLI:NL:HR:2024:18 en ECLI:NL:HR:2024:19):
deeplink.recht... en deeplink.recht...
Hoge Raad 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:653 deeplink.recht...
Hoge Raad 9 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1603
deeplink.recht...
-----------------------------
Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad in twee zaken uitleg gegeven over het aanvangsmoment van de verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Een aantal kredietnemers heeft bij Deutsche Bank een lening met variabele rente en een renteswap afgesloten. Renteswaps zijn financiële producten die de kredietnemer kunnen beschermen tegen een stijging van de rente. Het zijn minder geschikte producten bij een daling van de rente. De renteswap kan dan namelijk een negatieve waarde krijgen. Dit laatste gebeurde ook bij de kredietnemers in deze zaken. De afgesloten renteswaps ontwikkelde negatieve waardes van soms meerdere miljoenen. De afwikkeling van de swaps leidde vervolgens in één van de zaken ook weer tot andere negatieve gevolgen voor de kredietnemer.
Enkele jaren later klagen de kredietnemers dat Deutsche Bank verschillende zorgplichten heeft geschonden bij het afsluiten en de afwikkeling van de renteswaps. De bank zou onder meer tijdens het afsluiten van de swaps een rentedaling hebben verwacht, maar zou onvoldoende hebben gewaarschuwd voor het risico op een negatieve waarde. Rechtbank en hof wijzen de vorderingen af omdat deze verjaard zouden zijn.
De Hoge Raad bespreekt zijn vaste jurisprudentie over de vraag wanneer de verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW is gaan lopen. Een rechtsvordering tot het vergoeden van schade verjaart binnen vijf jaar nadat de benadeelde daadwerkelijk bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Van daadwerkelijke bekendheid is sprake als de benadeelde voldoende zekerheid heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Dit alles moet worden beoordeeld aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval.
De rechter dient volgens de Hoge Raad dus concreet te beoordelen of de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op (i) de schade - dus dat nadeel wordt geleden als gevolg van tekortschietend of foutief handelen van een derde - en (ii) de aansprakelijke persoon. Bij die beoordeling moet de rechter betrekken of de benadeelde over de kennis en het inzicht beschikte om de deugdelijkheid van het handelen te beoordelen.
Dit betekent overigens niet dat de verjaring van een zorgplichtschending pas gaat lopen als de kredietnemer bekend is met de inhoud van die zorgplicht. Ook al eerder kan de kredietnemer voldoende zekerheid hebben dat de schade is veroorzaakt door tekortschieten van de bank.
Verder kunnen geruststellende mededelingen van de aansprakelijke aan de benadeelde - de boodschap dat er niets aan de hand is - ervoor zorgen dat de benadeelde nog niet in staat is de deugdelijkheid van het handelen te beoordelen. Andersom geldt dat niet. Uit het ontbreken van geruststellende mededelingen kan niet worden afgeleid dat de benadeelde daadwerkelijk bekend was met de schade en de aansprakelijke persoon.
De Hoge Raad vernietigd tegen deze achtergrond de beslissing van het hof. Het hof had ofwel het zojuist besproken kader miskend, ofwel zijn beslissing onvoldoende gemotiveerd. Het hof had onder meer aangenomen dat de kredietnemers al kort na het aangaan van de swaps bekend werden met de rentedaling en de negatieve gevolgen van dien. Hieruit kan volgens de Hoge Raad echter niet blijken dat de kredietnemers toen al wisten dat hun financieel nadeel in feite schade was als gevolg van het foutief handelen van de bank. Na verwijzing moet het hof daarom alsnog vaststellen wanneer zij dat wel wisten.
Негізгі бет Cassatievlog
Пікірлер